Anorganische mineraalzouten, zoals sulfaten, carbonaten en oxiden, hebben een heel lage biologische beschikbaarheid. Ze zijn heel moeilijk oplosbaar en wanneer ze toch oplossen in de maag, dissociëren ze in een zout en het mineraal (geladen ion) kan de maagwand irriteren of kan binden met andere nutriënten om zo onoplosbare en onopneembare verbindingen te vormen. Er ontstaat een elektrolytisch onevenwicht dat in de darmen kan leiden tot irritatie en tot een verminderde opname van nutriënten in het lichaam. Door te kiezen voor organische mineraalzouten die goed oplosbaar zijn zoals citraten, fumaraten en glycerofosfaten of voor chelaten die niet dissocieren in de maag (bv. bisglycinaten) kan een optimale absorptie bekomen worden.